De kunst van talentbegeleiding buiten de poort van de jeugdopleiding

Daar lopen ze dan, jochies in de leeftijd van 8, 9 jaar tot en met jonge mannen die bijna 18 zijn. Voetbaltenue aan, scheenbeschermers om. Schoenen in alle kleuren en maten. Inmiddels stromen alle dagen in de week de accommodaties van de Betaald Voetbal Organisaties (BVO) in Nederland vol met jeugdspelers. Al die spelers hebben maar één droom: profvoetballer worden.

Allemaal willen ze de nieuwe Messi, Ronaldo of Griezmann worden. Trainen doen ze drie, vier, soms vijf keer in de week en in het weekend komt daar nog een wedstrijd bij. Voetbal is hun leven. Dag in, dag uit staat alles wat ze doen en wie ze zijn in het teken van de bal.

Voor 98% van alle spelers binnen een BVO komt de droom om profvoetballer te worden echter niet uit. Teleurgesteld, gefrustreerd en gedesillusioneerd moeten zij de jeugdacademie om verschillende redenen vroegtijdig verlaten en hun droom laten varen. Voor jonge spelers die nog volop in de puberteit zitten, voelt dit vaak als een persoonlijk falen. Ongeacht de reden. Het vormt een deuk in hun zelfvertrouwen en zelfbeeld dit kan soms verstrekkende gevolgen hebben.

Zo ontmoette ik in 2007 bijvoorbeeld in de “gesloten” jeugdzorg een 15- jarige jongen, die uit huis was geplaatst vanwege extreme gedragsveranderingen in negatieve zin. Een half jaar eerder speelde hij nog als jeugdinternational in de jeugdopleiding van een BVO.  Wat was er in die tussenliggende zes maanden misgegaan? Als speler in de jeugdopleiding had hij geworsteld met de scheiding van zijn ouders. Zowel thuis als bij de BVO kon hij voor zijn gevoel bij niemand met zijn angsten en twijfels terecht en al snel kwam hij in een neerwaartse spiraal terecht. Hij raakte gefrustreerd en kwam in conflict met trainers, medespelers en tegenstanders. Uiteindelijk was zijn positie binnen het elftal onhoudbaar geworden en moest hij de jeugdopleiding verlaten. De enige structuur en vastigheid die hij nog had, viel nu ook weg en hij kwam op het verkeerde pad terecht. Hij kwam in aanraking met de verkeerde mensen en raakte verzeild in de criminaliteit. Diefstal, drugsgebruik, vechtpartijen; van de vrolijke jeugdinternational met het gouden rechterbeen was niets meer over.

Bevrijding

Het leven van een topsporter is niet voor iedereen weggelegd. Er moet veel opzij worden gezet en op worden geofferd om de droom van een carrière als profvoetballer te verwezenlijken. Het vergt een ijzeren discipline en een hoop doorzettingsvermogen. De druk om te presteren is immens. Iedere dag weer. Daarvoor moet je sterk in je schoenen staan. Zeker als je nog zo jong en kwetsbaar bent. Topsport is keihard. Meedogenloos. Het is een kwestie van overleven. Dat moet je kunnen én willen, zeven dagen in de week. Met iedere vezel in je lijf, anders red je het niet. Voor jou duizend anderen.

Voor sommigen kan het vertrek uit een jeugdopleiding dan ook als een bevrijding worden ervaren. Plotseling is er tijd voor vrienden, feestjes  en vriendinnetjes. Plotseling hoef je geen verjaardag of schoolreisje meer te missen. Er gaat een hele nieuwe wereld voor je open. Een wereld waarvan je wist dat die bestond, maar waar je tot dat moment vanwege het voetbal geen toegang tot had. ‘De gewone wereld’ van ‘normale mensen’, waar voetbal niet meer dan een hobby  is. Een uiterst plezierige vorm van tijdverdrijf.

Maar ook als het vertrek uit een jeugdopleiding als een bevrijding wordt ervaren, verandert er veel in het leven van een talent. Veranderingen die van tevoren niet altijd allemaal worden overzien door het talent en zijn directe omgeving. Na jaren in een bepaald ritme en vaste structuur te hebben geleefd, verandert het talent van school en club en moet hij of zij op zoek naar een nieuwe dagstructuur en -invulling. Het is een periode van vragen en een hoop twijfel. Het leven dat je kende, bestaat niet meer. Alles is van de een op de andere dag allemaal anders. Dat is zonder de juiste begeleiding niet makkelijk.

Niet alleen voor het talent zelf, maar ook voor de rest van het gezin verandert er bij uitval of een vertrek uit een professionele jeugdopleiding veel. Er ontstaat een nieuwe groepsdynamiek in huis. Jarenlang draaide alles om de sport en nu is dat ineens weg. Geen trainings-en wedstrijdschema’s meer, geen  speciale diëten. Plotseling is het talent iedere dag bij het avondeten thuis. Net als ieder ander kind. Met al zijn twijfels en onzekerheden die bij zijn leeftijd en zijn specifieke situatie horen. Hoe ga je daar als ouders/begeleiders mee om? Wat moet je wel doen en wat niet? Wat kan je wel tegen je kind zeggen en wat niet? Hoe kan je hem of haar helpen?

“De begeleiding van absolute talenten is niet altijd even makkelijk. Zij hebben eigenlijk geen jeugd, lopen te veel dingen mis. Soms gaat het later fout omdat ze willen inhalen wat ze in hun jeugd hebben gemist. Dat moet dus heel goed worden begeleid”.

Mustapha Nakhli (Bureau Nakhli Mondial)

Stress en spanning kent geen leeftijdsgrens

Het ontbreken van de juiste begeleiding en verkeerde invloeden van buitenaf kunnen in combinatie met een (tijdelijk) gebrek aan zelfvertrouwen in zo’n situatie soms, zoals al eerder gezegd, tot grote problemen leiden. Spelers uit de vier oudste leeftijdscategorieën (O16-O21) zijn hierbij over het algemeen het meest kwetsbaar. Voor spelers in de jongste leeftijdscategorieën is de situatie meestal anders, omdat zij vaak pas een paar  jaar in de jeugdopleiding spelen. De teleurstelling bij uitval is daardoor meestal minder groot. Bovendien zijn ze nog volop in ontwikkeling en kunnen ze op latere leeftijd eventueel nog bij een andere club opnieuw instromen. Voor hen is er vaak nog hoop op een tweede kans. Voor een zeventien- of achttienjarige is dit anders. Voor heb begint de tijd om hun droom waar te maken voelbaar te dringen en is uitval vaak definitief.

Dat neemt niet weg dat ook spelers uit de lagere leeftijdscategorieën geconfronteerd worden met spanning en stress. Zo vinden er in de maanden december, april en mei voor ieder talent binnen de jeugdopleiding van een BVO de zogeheten ‘POP-gesprekken’ plaats: het persoonlijke evaluatiegesprek, waarin de prestaties van iedere jeugdspeler wordt besproken en beoordeeld. Bij een positieve beoordeling (groen) mag het talent het volgende jaar blijven en bij een negatieve beoordeling (rood) is het einde verhaal. Er is ook nog een derde mogelijkheid en dat is twijfel (oranje). De club weet in zo’n geval nog niet en stelt zijn eindoordeel over het talent voor een bepaalde periode uit.

Ongeacht het eindoordeel zijn dit voor zowel de talenten als voor de ouders vaak zenuwslopende weken.     Hoe ga je als kind met de spanning van zo’n week om? Hoe ga je met de teleurstelling van een negatieve beoordeling om? En hoe moet je als ouder met dit soort momenten omgaan? Hoe kan je je kind in dergelijke situaties het beste helpen?  

Met alle gevolgen van dien. Zo begeleidde ik eens een jongen die in het O12 team van een BVO uitkwam. Hij was de jongste speler van het team en liep hierdoor ten opzichte van de meeste van zijn teamgenoten ruim een jaar achter in zijn ontwikkeling. Tijdens zijn evaluatie in december werd hij door de club op oranje gezet en kreeg hij voor de winterstop zonder tekst of uitleg van zijn trainer ‘huiswerk’ mee naar huis. Zijn ouders waren, zoals gebruikelijk bij de meeste BVO’s, niet bij het POP-gesprek aanwezig geweest en wisten van niets. Thuis wilde de jongen er niet met zijn ouders over praten. Hij  kropte zijn emoties op en kreeg last van woedeaanvallen. Met name als hij zijn opgegeven voetbaloefeningen thuis deed. Zijn ouders herkenden zijn gedrag niet en begonnen zich toen hij zichzelf gedurende de kerstvakantie steeds meer terugtrok op zijn kamer zorgen te maken. Ze hadden geen idee wat er met hun kind aan de hand was en moesten uiteindelijk om hulp vragen.

School en voetbal

Ondanks dat de meeste BVO’s tegenwoordig nauw samenwerken met scholen uit de omgeving om het onderwijstraject van de talenten beter af te stemmen op hun trainingsprogramma’s, blijft de combinatie van school en voetbal als topsport in de praktijk vaak lastig.  School komt in het leven van een jeugdspeler van een BVO altijd op de tweede plaats en dit gaat in veel gevallen vroeg of laat ten koste van de schoolprestaties. Exacte cijfers zijn er niet, maar naar schatting doubleert meer dan de helft van de jeugdspelers die langer dan 4 jaar in de jeugdopleiding van een BVO zit minimaal één keer in het middelbaar onderwijs of stroomt een opleidingsniveau lager uit dan dat hij is ingestroomd. Wat zijn hiervan de gevolgen voor het talent? Zowel gedurende zijn tijd als speler in de jeugdopleiding als erna? En hoe ga je ook als ouder hier mee om?

“School kon mij gestolen worden. Achteraf was dat heel slecht, want ik had best een diploma willen hebben. Er was toen ook nog niet de huiswerkbegeleiding die je nu wel hebt. Ik had overal k*tbaantjes. Bij sollicitaties vroegen ze: ‘Mijnheer Otto, heeft u een schooldiploma?’. Daar moest ik dan overheen lullen, zo van: ‘Ja, dat ligt thuis ergens’. Ik had een mbo4-diploma nagemaakt, dat nam ik overal mee naar toe. Het ontbreken van een diploma heeft mij enorm parten gespeeld in de maatschappij”

Jason Otto (voormalig Ajax-talent in het boek ‘Hoe je profvoetballer wordt’ blz. 219)

Nazorg
Het proces dat een jeugdige drop-out na het noodgedwongen verlaten van een BVO ingaat, wordt enorm onderschat in de professionele voetbalwereld. Zo hoorde ik eens de volgende vergelijking: “ Een student Geneeskunde krijgt, als hij of zij de studie moet afbreken omdat deze te zwaar of moeilijk was, ook geen nazorg vanuit de opleiding, terwijl deze ook te maken krijgt met vragen en/of verwachtingen van de buitenwereld”. Een onterechte vergelijking wat mij betreft. Naast het feit dat er een aanzienlijk leeftijdsverschil is tussen een student en een jeugdspeler van een BVO, staan studenten anders in het leven: zij hebben een diploma, een afgeronde schoolopleiding  waar ze op terug kunnen vallen. Een jeugdspeler van een BVO die afvalt, heeft niks.

Bovendien is een universiteit moreel verplicht een student na het afbreken van zijn of haar studie richting een andere opleiding te begeleiden. Die verplichting heeft een voetbalclub niet. Een jeugdspeler die afvalt is over het algemeen aan zijn lot overgelaten.

Een rondgang bij meerdere BVO´s wees onlangs uit dat er vanuit de BVO nauwelijks tot geen nazorg geboden wordt als een jeugdspeler uitvalt of wordt weggestuurd. In sommige gevallen is er een checklist aanwezig om de `drop-outs`, zoals afvallers van jeugdopleidingen in de literatuur worden genoemd, te attenderen op zaken die ze moeten regelen en soms belt een BVO de familie van de betreffende jeugdspeler één of twee keer na om te vragen hoe het gaat. Dat is onvoldoende als je het mij vraagt. Ruim onvoldoende.  

Nazorg is niet altijd noodzakelijk. Sterker nog, de meeste jeugdspelers en gezinnen zijn over het algemeen uitstekend in staat om zelf het verdriet en de teleurstelling op passende wijze een plek te geven. Maar wie helpt de jongens waarbij dit niet lukt? Wie ontfermt zich over hun welzijn en toekomst zodra ze club hebben verlaten?

Meer dan voetbal

Een sportvereniging, dus ook een BVO, kan, naast andere vindplaatsen zoals het onderwijs en de jeugdgezondheidszorg, een belangrijke plek zijn voor het signaleren van opvoed- en opgroeiproblemen bij kinderen. Een jeugdspeler van een BVO bevindt zich gemiddeld 24 uur per week op de club onder de professionele begeleiding van fulltime trainers en specialisten (ter vergelijking: diezelfde jeugdspelers zitten gemiddeld zo’n 28 uur per week op school). Ieder stap die een jeugdspeler in zijn ontwikkeling als voetballer zet, wordt dagelijks bij de BVO in het systeem vastgelegd en geëvalueerd. Ook zijn persoonlijke ontwikkeling wordt gedurende zijn tijd in de jeugdopleiding nauwlettend door een team van prestatiecoaches, (sport)psychologen en spelersbegeleiders in de gaten gehouden en indien er bij een talent een sociaal-maatschappelijke en/of psychische probleem wordt gesignaleerd dan wordt er in overleg met de huisarts die aan het gezin verbonden zo snel mogelijk professionele hulp gezocht. 

Toch zijn er in de begeleiding van talent twee vlakken, waar alle BVO’s in mijn ogen stelselmatig tekort schieten. Ten eerste de begeleiding van ouders en het gezin van het talent en ten tweede de nazorg van talenten die om welke reden dan ook zijn afgevallen.

Clubs investeren in het talent zolang het deel uitmaakt van de jeugdopleiding van de BVO. In tijd, geld, faciliteiten én begeleiding. Deze investering geldt echter op dit moment hoofdzakelijk voor het talent zelf en bijvoorbeeld niet voor de ouders en de rest van het gezin die, of ze nu willen of niet, allemaal (in)direct betrokken zijn bij de ontwikkeling van het talent. Dit is een gemiste kans. Het gezin is de basis van het talent en deze basis komt zodra hij in een jeugdopleiding gaat spelen onder grote druk te staan. Het dagritme van het hele gezin wordt nu volledig bepaald door de trainingstijden en wedstrijdschema’s van de club en alle aandacht focust zich hoofdzakelijk op het zo goed mogelijk  ondersteunen en begeleiden van het talent. Broertjes en zusjes kunnen het gevoel krijgen op de tweede plek te staan en dit veroorzaakt  spanningen in de gezinsdynamiek. Hoe begeleid je een kind als topsporter? Waar moet je als ouders op letten en wat moet je laten? De BVO’s bieden ouders en begeleiders van talenten nauwelijks tot geen begeleiding of ondersteuning bij deze vraag. Daar zijn in de meeste gevallen geen mensen en/of financiën voor vrijgemaakt en dat is zonde. Goede begeleiding gaat verder dan het voetbalveld. Net zoals ieder talent meer is dan alleen een goede voetballer.

Ditzelfde geldt ook voor de begeleiding van talenten die afvallen in een jeugdopleiding. Zodra een talent afvalt, trekt de BVO zijn handen van de één op de andere dag volledig van het talent af. Een veel gehoord argument voor deze handelswijze is dat goede persoonlijke nazorg de clubs teveel geld kost. Iedere euro die een BVO in de nazorg van een afgevallen jeugdspeler investeert, kan niet in de selectie worden gestoken en dus ook niet kan worden terugverdiend. Dat klopt, maar is geld dan het enige dat telt in het betaald voetbal? Ook als het over het welzijn en de toekomst van kinderen gaat?

Dit gaat in mijn ogen lijnrecht in tegen de maatschappelijke betrokkenheid die de gemiddelde BVO pretendeert. Kinderen en families worden op deze manier binnen de jeugdopleidingen veel te veel aan hun lot overgelaten. Zo zou ik er bijvoorbeeld voor willen pleiten dat iedere BVO vanaf volgend seizoen door de KNVB verplicht wordt om ook een deel van het traject na een jeugdopleiding te begeleiden. Dat is ook een vorm van maatschappelijke verantwoordelijkheid. Een noodzakelijke vorm in teveel gevallen.

Nazorg kan bij de ene speler intensiever en langer zijn dan bij de andere. Er zou vanuit de clubs dus een standaard begeleidingsplan moeten worden aangeboden met heldere doelstellingen voor de korte-, midden en eventueel lange termijn. Niet langer dan noodzakelijk. Uiteindelijk moeten de speler en het gezin zelf weer de regie nemen.

“Het is bovendien één van de dingen die in Europa niet goed is geregeld. Daar is men zelden of nooit bezig met het voorkomen van problemen. Vandaar al dat gedoe met voetballers die uit een arm gezin komen, goed kunnen voetballen en dan rijk worden. Ga er maar aan staan. Probeer dat maar te verwerken. De begeleiding van dat soort processen mis je bij eigenlijk alle clubs. Omdat de werelden te ver uit elkaar liggen. De leiding, de directeuren en managers die dat in de gaten moeten houden, begrijpen de cultuur van dat soort spelers niet. Zij hebben wel gestudeerd, hebben maatschappelijk iets bereikt, maar zijn niet in staat om zich te verplaatsen in de achtergrond van al  die jongeren en kinderen. Wie begeleidt ze, wie corrigeert ze? In Europa is daar nog veel terrein mee te winnen”.

Johan Cruyff (in ‘Johan Cruyff, mijn verhaal’, blz. 88)

De jeugd heeft de toekomst

Daar waar professioneel met kinderen wordt gewerkt, moet op alle facetten van de ontwikkeling van een kind een jeugdprofessional werkzaam zijn. Zo ook in het voetbal. Dit begint al bij de scouting, waar er behalve naar voetbalkwaliteiten ook naar de gezinssituatie en de sociaal-emotionele ontwikkeling van een talent moet worden gekeken, en eindigt pas bij de overgang naar de senioren. De ouders en het gezin vormen een essentieel onderdeel van de ontwikkeling van een talent. Zij vormen het fundament. Als het thuis niet goed zit, zal dit vroeg of laat op het veld merkbaar zijn. Het opleiden van een talent is een nauwe samenwerking tussen de club en de ouders, waarbij het kind ten alle tijden centraal moet staan.  

Toch zal ook met de juiste professionele begeleiding en ondersteuning niet ieder talent in een jeugdopleiding uiteindelijk slagen als profvoetballer. Het wel of niet slagen van een voetbalcarrière hangt van een heleboel verschillende factoren af en is slechts voor een enkeling weggelegd: van alle jeugdspelers die in de opleiding van een BVO spelen, haalt gemiddeld slechts 2 tot 3% uiteindelijk het eerste elftal. Een goede, professioneel begeleide nazorg voor ieder talent dat het niet redt, is dus geen weggegooid geld maar een morele verplichting. Een wezenlijk onderdeel van iedere jeugdopleiding. Net als voor iedere universiteit of hogeschool.

Frank Abbenhuis (www.frank-coacht.nl)